Beluister de
muziek :
DE KRANEN
Over heiden,
over venen,
drijvend in de hooge lucht,
Door den avongloed beschenen,
trekt de wilde kranenvlucht.
Uit het koude Noord verdreven,
reppen ‘t machtig vleuglenpaar,
Wenden zij naar ‘t Zuid den steven,
Zeen over, schaar bij schaar.
Boven sluimerstille heide
waar geen voglezang meer schalt;
waar het leven langzaam scheidde
en alleen het jachtroer knalt;
Waar, op zonneschijn gedragen
Zilvrig zicht de herfstdraad spant,
Klinkt een schreien, heimweeklagen,
Zuchten naar het verre land.
En de veeknaap, langs de hagen
neergehurkt bij ‘t sprokkelvuur,
houdt den blik omhoog geslagen
naar die zwervers in ‘t azuur.
En een vraag ligt in zijn oogen,
maar ‘t geheim verklaart er geen.
“Zegt, vanwaar komt gij gevlogen,
Kranen, zegt, waar vliegt gij heen?
Maar langs hooge hemelbanen
pelgrims in hun grijze dracht,
trekken daar de wilde kranen
en verdwijnenin den nacht
|