- Biografie - Publicaties - Gedicht - Foto's -
Biografie
Tongeren
heeft zijn Ambiorix, Hasselt eert Hendrik Van Veldeke, Maaseik is fier
op Van Eyck maar Stokkem was de geboorteplaats van Arnold Sauwen. Naast
onze Kunstkring Arnold Sauwen is er een Arnold Sauwenlaan en een
herdenkingsplaat aan zijn "Vaderhuis" in de Rechtestraat nummer 12. Het is beslist de moeite waard over deze minzame
Limburgse dichter iets meer te vertellen. Voor de jongeren kan het een
grondigere kennismaking worden met een oude Stokkemenaar, voor de
ouderen wordt het wellicht een opfrissen van bekende gegevens.
Arnold Sauwen werd geboren op 22 maart 1857 als zoon van Leonard Sauwen
en Maria Kempeneers. Zoals het dikwijls gebeurde in grotere gezinnen
werd Arnold opgevoed bij zijn grootouders in het Molenveld, bij pachter
Sauwen-Jeunen. Sauwens lagere- schooluitslagen waren meer dan goed.
Daarom raadde zijn onderwijzer de heer M. Brants hem aan naar Lier te
gaan verder studeren. Fier behaalt hij er in 1876 het
onderwijzersdiploma. Eerst krijgt Sauwen tijdelijke opdrachten in
Stokkem, Esschen (Brabant), Rekem (Limburg) en in 1880 (tijdens de
eerste schoolstrijd) wordt hij benoemd in het gemeentelijk onderwijs te
Antwerpen. Hier geraakt Sauwen snel ingeburgerd. Hij ontmoet er vele
literaire vrienden als Paul De Mont en Victor de la Montage. Bij deze
laatste leerde hij trouwens Pauline Jehotte kennen met wie hij op 5
juni 1886 huwde. Het paar opent op de Schoenmarkt een papier- en
boekhandel.
De zaken floreren al gauw en Sauwen geeft zijn onderwijzersambt op. In
1887 wordt een zoon en in 1888 een dochtertje geboren. Intussen schreef
hij niet veel doch wel verdienstelijk werk. Hij kreeg dan plots zijn
deel in tegenslagen. Zo stierf zijn zoontje in 1894. Het werd begraven
in de familiekelder op het oude kerkhof te Stokkem.
Limburg bleef hem aantrekken. In 1908 komt Sauwen terug naar zijn
Maasland. Te Lanklaar (Dorpstraat 45) bouwt hij villa Litzberg. Hier
dichtte, werkte en rentenierde hij naar believen.
De ergste slag van heel zijn leven werd het overlijden van zijn vrouw
in 1916. Nu voelde Sauwen zich hulpeloos eenzaam. Door familiale
omstandigheden gedwongen verliet hij voor een tweede keer Limburg voor
Antwerpen waar hij inwoonde bij zijn dochter. In de Scheldestraat was
hij een graag geziene gast bij de vele Stokkemenaren die er zich
gevestigd hadden en regelmatig samenkwamen in hun vriendenkring "De
Verenigde Stokkemenaren", gesticht in 1922, waarvan Sauwen trouwens
lange tijd de gewaardeerde voorzitter was. In 1927 doopte zijn
geboortedorp een laan naar zijn naam.
Leed bleef hem achtervolgen. Zijn dochter stierf in 1930 en nu
verblijft hij enige tijd met zijn kleinkinderen in Dilsen. "De
Verenigde Stokkemenaren" waren hun voorzitter niet vergeten. Zij
schonken hem in 1930 een mooi borstbeeld van beeldhouwer Faradé.
Geruime tijd was Sauwen ook in As waar hij de goederen beheerde van
mevrouw Meeckers. Toen zijn kleindochter Ernestine trouwde met de heer
Lochtmans, trok Sauwen voor een derde keer naar Brasschaat-Antwerpen.
Hier overleed hij op 11 mei 1938. De bijzetting in het familiegraf op
het oude kerkhof te Stokkem gebeurde onder een enorme belangstelling.
Stokkem heeft Sauwen nooit vergeten, ook al woonde hij langer elders.
Hij was er tijdens zijn leven zo dikwijls te gast en wilde er ook
begraven worden.
Gans Stokkem was op 11 augustus 1946 in feeststemming toen aan zijn
geboortehuis een gedenkplaat van beeldhouwer Bronckaerts werd
ingehuldigd.
Sauwen voelde mee met zijn dorp, zijn Maasland. Hij kende er de mensen
en hield ervan. Getuige hiervan zijn zijn vele gedichten.
Tekst van Jaak
Bergers lichtjes bewerkt door Jan Mostert
(De Bakeman,
jaargang I, nummer II)
Publicaties
1882 Langs de Maas, gedichten
1890 Gedichten
1908 Bloemlezing uit J.M.
Dautzenberg
1912 De stille delling, gedichten
1920 Uren van eenzaamheid,
gedichten
1924 De laatste garven, gedichten
1925 Uit het Maasland, novellen
1929 De zingende krekel, gedichten
1936 Avondschemer, gedichten
1939 Gedichten (postuum
verschenen : met prozaschets "Uit het verleden")
Gedicht
Het Vaderhuis
Ginder in de
delling,
onder 't
blaârgeruis
van die hoge
beuken,
ligt mijn
vaderhuis.
Lang reeds
dood is vader,
moeder wordt
zo oud,
en de ganse
hoeve is
mijner zorg
vertrouwd.
Gij, de bloem
der meiden,
knap, van
leden struis,
wilt gij met
mij wonen
in mijn
vaderhuis ?
Moeder heet u
welkom
aan den
stillen haard;
gans mijn
liefde zijt gij,
haren zegen
waard.
Ligt de hoeve
verre,
van het dorp
zo wijd;
strekken rond
de velden
eenzaam, wijd
en zijd;
'k voer u met
de huifkar
naar de kerk
ter mis,
als de klokken
luiden
en het zondag
is.
'k Leid, bij
stille avond,
u ter
lovenbank,
als de velden
slapen
van den
meidauw blank;
als de hoge
beuken
stil, met
zacht geruis,
rond den gevel
wiegen
van mijn
vaderhuis.
A. Sauwen,
dichtbundel "Gedichten" (1890)
Foto's
(Klik op de pentekening om enkele
foto's over Arnold Sauwen te bekijken)
|